Het graf van Lucette Destouches

Gepubliceerd op 7 mei 2025 om 21:04

door Stijn van der Loo

In het interview dat ik had met Emmanuel Kummer, meestervertaler van Reis naar het einde van de nacht, spreken we onder andere over Lucette Destouches, de vrouw van Céline. We hebben beiden aan haar deur gestaan, hij heeft haar gesproken, ik niet, maar ik heb dan weer het graf van Céline gevonden, dat hij niet had kunnen vinden. Daarop staat Lucette al vermeld, maar met de aanzet van een sterfdatum die op zijn zachtst gezegd prematuur is... Kummer raadt mij met klem om hier een artikel over te schrijven. Uit eerbetoon aan hem doe ik dat bij deze.

Toen de vrouw van Céline, Lucette Destouches- Almansor, overleed op 8 November 2019 was zij 107 jaar oud. Meteen daarna barstte de controverse rondom Céline weer in volle omvang los, omdat er een koffer opdook met duizenden handgeschreven pagina's van de schrijver - bij een advocaat die die koffer al jaren in bezit had.

Daarin trof men de verloren gewaande manuscripten aan van Guerre, maar ook La Volonté du roi Krogold en Londres. Duizenden vellen manuscript, gestolen uit zijn in 1944 als 'collaborateur' hals over kop ontvluchte appartement.

Het levert een nieuwe acte op in de herrie rond Céline, waarbij eens te meer blijkt dat zijn boeken tijdloos zijn, nog altijd - dan wel opnieuw - actueel. Ondertussen zijn Guerre en Krogold vertaald in het Nederlands, door resp. Rokus Hofstede en Tatjana Daan, en is precies een week geleden, op 30 april jl, Londen verschenen, in de vertaling van Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre.

Uit www.hofhaan.nl:
"De Franse pers heeft Oorlog jubelend ontvangen. Een hoogst actueel en confronterend boek, zo klinkt het, ook al is het een kladversie waar de schrijver nog aan had willen schaven en ook al ontbreken de eerste hoofdstukken. Weekblad Le Point spreekt van een ‘ruwe diamant’, Le Monde zelfs van een ‘wonder’."

Voor mij begon mijn schrijverschap bij Reis naar het einde van de nacht van Céline, in de vertaling van EY Kummer, zoals vermeld staat in het colofon. De 'Y' staat voor Kummers echtgenote die hij hiermee bedankt voor haar aandeel in het vertaalproces, waar hij naar eigen zeggen vier jaar aan bezig is geweest.

Ik zat rond de eeuwwisseling op de Schrijversschool Het Colofon in Amsterdam en mij was door docent en schrijver Pim Wiersinga gezegd: 'jij hebt iets met proza.' Dat was nieuw voor mij, want mijn vak was muziek en ik schreef liedjes. Toen die liedjes werden bekroond met een Zilveren Harp van Conamus besloot ik de schrijversopleiding te gaan doen, om ook in de wereld van de literatuur een serieus klankbord te vinden. In eerste instantie mikte ik op poëzie, vanuit mijn eigen liedpoëzie, maar ik bleek dus 'iets' te hebben met proza.

'Wat zal ik dan gaan doen?' vroeg ik de docent.
Hij zei: 'ga eens een paar maanden weg, kijken of de eenzaamheid iets voor je is.'

Dat heb ik gedaan. Ik gooide een koffer in mijn auto met boeken om te lezen en lege vol-te-schrijven boekjes, nam een tent mee en een credit-card en een tafeltje met verstelbare poten. Zo reed ik Frankrijk in. Uit de boekenkast van mijn ouders, beiden Neerlandici, plukte ik Reis naar het einde van de nacht, want over dat boek en die schrijver had ik een paar dingen gelezen bij Gerard Reve, die een bewonderaar was. Mijn moeder zei: 'je vader zou er niet blij mee zijn geweest dat je dit boek pakt.'
'Waarom niet?'
'Die man was een anti-semiet!'

Het boek opende mijn ogen. 'Als je zo kunt schrijven,' dacht ik, 'dan heeft het zin om het te gaan doen.' Ik heb het in die maanden wel drie keer helemaal gelezen en eindeloos heb ik erin gebladerd en er fragmenten uit gelezen en onderstreept. Wat een boek! Geen wonder dat de novelle die ik daarna schreef: De Galvano, compleet 'in de school' is van Céline. Zelfs zo, dat ik toen het uitkwam vreesde daarop te worden afgerekend. Maar dat gebeurde niet. Het boek werd in alle kranten en tijdschriften lovend tot lyrisch ontvangen en het kwam op de longlist van de Librisprijs, ontving de Schrijversprijs der Brabantse Letteren en ook de publieksprijs, ik had niet te klagen.

In alle boekhandels vond ik stapels van mijn boek, tot in de FNAC in Antwerpen toe. Later leerde ik dat het een paar jaar lang het meest geleende boek was geweest in  bibliotheken en ook bleek dat daarvoor voor de schrijver een vergoeding bestond. Maar daar kwam ik te laat achter. Die vergoeding was verjaard! Mijn vergoeding is opgedeeld aan anderen, denk ik, en ik vond het wel grappig, à la Céline, om die poet mis te lopen.

In recensies werd ik met allerlei groten vergeleken, van Hotz en Ferron tot Hugo Claus, maar tot mijn verrassing kwam niemand met Céline. Als ik het nu nog weleens inzie schrik ik ervan hoezeer het Céline is, ik was werkelijk het beste studentje van zijn klas.



Het is gelukkig niet bij één boek gebleven voor mij. Komend najaar komt alweer mijn zesde roman uit: De strijd van Gulleman. Ik weet niet of de invloed van Céline nog zo groot is als bij mijn debuut. Mijn dankbaarheid wel, nog steeds.

In 2009 reed ik van vakantie terug over de ring van Parijs, samen met mijn echtgenote en onze zoon van acht. 'Woonde Céline hier niet?' vroeg zij.
'In Meudon,' zei ik. 'Een voorstadje.'
Het zal niemand verbazen dat er precies op dat moment een bord verscheen met die afslag erop.

'Kom op,' zei mijn echtgenote. 'We gaan kijken.'

Nou ben ik niet van het bezoeken van bedevaartsoorden, maar ik nam toch die afslag en enige ogenblikken later stonden we voor zijn huis. Het was ontluisterend. 'Destouches' stond met marker geschreven op een stuk plakband over de brievenbus.

De verf op het huis was gebladderd en de tuin overgroeid. We liepen voorzichtig het erf op en mijn echtgenote stapte op een dode kakkerlak. Er hing een muffe urinelucht rond het huis en toen we, op aandringen van mijn echtgenote uiteraard - zij is niet van het terughoudende - aanbelden werd er opengedaan door een verpleegster. Ik vroeg of mevrouw Destouches thuis was. Ze keek me met lede ogen aan. 'Mevrouw slaapt,' zei ze. 'Ze is erg moe en bovendien is ze ziek. Ze kan niemand te woord staan.'
'Ik ben een bewonderaar van Céline,' zei ik.
Ze knikte. 'Natuurlijk.'
'Komen er veel mensen aan de deur?'
'O ja. Elke dag.'

 

Ik bedankte haar en schaamde mij om mijn nabijheid bij zoiets persoonlijks, om mijn stap op dat erf en veel te dicht in de buurt van een echt mensenleven. Zo dichtbij als ik wilde zijn bij zijn literatuur, zo ver weg wilde ik zijn van zijn persoonlijk leven of, godbetert, dat van zijn vrouw.
'Ligt hij hier niet ergens begraven?' vroeg mijn echtgenote.

We gingen naar het gemeentehuis van Meudon dat meteen naast de begraafplaats ligt. 'Weet u misschien of de schrijver Céline hier begraven ligt?'
'O ja, maar niet op deze begraafplaats. U moet zijn bij Cimetière des Longs Réages.'
We gingen daarheen en waren zo aan het rondzoeken dat twee timmerlui naar ons toekwamen en vroegen: 'zoekt u het graf van Céline? Vak H.'

Het graf was een eenvoudige steen, met een beeld erop van een schip met drie masten. Op het graf lagen stenen, door bewonderaars neergelegd. Is dat niet een joods gebruik? Wij droegen ook ons steentje bij.

Lucette stond al in de grafsteen ingekerfd, met haar naam, geboortenaam en -datum. Ik weet dat mijn moeder het akelig vond dat ze al op het graf van mijn vader erbij stond. Ze hoefde er alleen nog maar in te gaan liggen, zei ze. In dit geval was het nog meer bizar want ook van het mogelijke sterfjaar van Lucette stonden al de eerste twee cijfers ingebeiteld. 19 stond al klaar om te worden aangevuld.
Ik liet het mijn echtgenote zien. Ze zag het niet direct.

'Welk jaar is het nu?' vroeg ik.
'2009,' zei ze.
'En Lucette leeft nog.'
'Ja...'
'Die zal geen sterfdatum meer krijgen die begint met 19. Het zal eruit moeten worden gebeiteld. Hierin was Céline in ieder geval geen visionair.'

We maakten plaats voor twee jonge mannen die het graf kwamen bezoeken. Vanaf een afstandje zagen we dat er na de twee jongens weer mensen kwamen om een steen te leggen. Het was werkelijk een komen en gaan van bewonderaars.

Uiteindelijk is Lucette gestorven in 2019. Misschien heeft men die 19 wel gehandhaafd en twee cijfers ervoor getikt? Dan was Céline dus wel visionair. Een mooie illustratie van de dubbelheid van zijn wezen, van hoe je zijn uitingen kunt opvatten. Is niet alle goede literatuur ook altijd dubbelzinnig?

Ik zal het graf nog wel eens bezoeken, om te zien wat ze ervan hebben gemaakt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.